Vertrouwde zorg dichter bij huis

In de toekomst hoeven zwangere vrouwen voor een hartfilmpje van hun baby niet meer naar het ziekenhuis. Dat kan de verloskundige voortaan in haar eigen praktijk doen. Zo krijgt de zwangere dan zorg dichtbij huis, door haar eigen vertrouwde verloskundige, tegen lagere zorgkosten.

De verloskundige voert bij iedere gezonde, zwangere vrouw alle controles en onderzoeken uit. Maar als de aanstaande moeder haar baby minder voelde bewegen, of de zwangerschap de 42 weken naderde was het advies om in het ziekenhuis een hartfilmpje (CTG) te laten maken. Een andere reden om een CTG te laten maken was wanneer het kindje in stuit ligt en de verloskundige probeert het kindje te draaien (een uitwendige versie). Maar vanaf nu hoeven zwangere vrouwen hiervoor niet meer naar het ziekenhuis.

Eind mei 2021 heeft het Zorginstituut Nederland het besluit genomen dat een CTG door verloskundigen in de eerstelijns praktijk kan worden uitgevoerd. Er komt binnen het kwaliteitsregister van de verloskundigen de mogelijkheid expertise in het uitvoeren en beoordelen van een antenataal CTG op te nemen. Daarnaast gaan geboortezorgpartners in de regio’s die deze zorg willen bieden samenwerkingsafspraken maken.
Een hartfilmpje kunnen afnemen in de wijk past goed binnen een bredere oproep van de Nederlandse overheid en de NZa: veilige en betaalbare zorg, dichtbij huis. De KNOV, de organisatie van verloskundigen, heeft zich ingezet om deze vorm van juiste zorg op de juiste plek toegankelijk te maken.

Dit experiment is een excellent voorbeeld van de juiste zorg op de juiste plek, aldus KNOV directeur Charlotte de Schepper. Een CTG bij de eigen eerstelijns verloskundige is kwalitatief goede zorg, dichtbij huis en veilig: ofwel, in de eerste lijn waar het kan en in het ziekenhuis waar het moet. Daarnaast zorgt deze ontwikkeling aantoonbaar voor besparingen in de kosten van de Nederlandse geboortezorg.

Meer zorg dichtbij huis, in de eigen wijk, minder in het ziekenhuis

Aan dit besluit is een experimentperiode van 6 jaar in drie regio’s voorafgegaan. Resultaten uit die regio’s (Nijmegen, Zwolle en Amsterdam) laten positieve resultaten zien. Veel minder vrouwen hoeven verwezen te worden naar het ziekenhuis. Voor aanvang van de pilot volgde voor 100% van de zwangere vrouwen met een CTG indicatie een verwijzing naar de tweedelijn. Evaluatie van de pilot laat zien dat na 86% van de CTG’s geen verwijzing naar de tweedelijn noodzakelijk was en vond verdere begeleiding van de zorg voor de zwangere vrouw plaats zoals deze gepland was. Na 14% van de CTG’s vond wel een verwijzing van de zwangere vrouw naar de tweede lijn plaats.

Nog een positief effect van CTG’s die worden uitgevoerd door verloskundigen in de eerste lijn, is dat vrouwen minder verschillende zorgprofessionals zien. Uit onderzoek is gebleken dat een vrouw die tijdens de zwangerschap en bevalling zorg ontvangt van 1 of 2 dezelfde verloskundigen, vaak meer tevreden zijn over de zorg .

Vrouwen zeggen dat deze substitutie van zorg – zorg in de wijk in plaats van in het ziekenhuis – hen goed bevalt (9.4 op een schaal van 10). Voorlopige resultaten van Amsterdams onderzoek toonden verder aan dat zwangere vrouwen blij waren met minder wachttijden en minder reistijd.
Door deze zorg nu ook aan te bieden dicht bij huis worden er ook kosten bespaard. De exacte besparingen worden nog onderzocht, maar eerste schattingen duiden op een kostenbesparing van ruim een miljoen euro over 3 jaar in de pilotregio’s.

Juiste zorg op juiste plek

Dit is een goed voorbeeld van passende zorg; in de eerste lijn waar het kan en in de tweede lijn alleen waar dat moet. De NZa is blij dat we met dit experiment hebben kunnen bijdragen aan een structurele verschuiving van zorg. We gaan met partijen, waaronder de KNOV aan de slag om een declaratietitel op te stellen die verloskundigen kunnen gebruiken wanneer zij deze zorg leveren.” Aldus Directeur Regulering van de NZa Josefien Kursten.

Bron: nza.nl